5.6.1 Verslavingszorg
In het kort: In 2023 waren bijna 8.000 mensen in behandeling in de verslavingszorg voor opioïdenproblematiek. Dit is bijna een kwart (24%) van het totaal aantal mensen in behandeling in de verslavingszorg voor drugsproblematiek. Het gaat hier waarschijnlijk vooral om (ex) heroïnegebruikers en mensen die een opiaatvervangende behandeling krijgen. Ook cliënten met een afhankelijkheid aan sterke pijnstillers vallen onder deze groep, maar het exacte aantal is vanwege beperkingen in de registratie niet bekend. De opioïdencliënten zijn relatief oud, en de gemiddelde leeftijd neemt nog altijd toe. Het aandeel jonge opioïdencliënten (<25 jaar) lijkt tussen 2018 en 2023 wel stabiel te blijven. Hoewel het absolute aantal opioïdencliënten tussen 2018 en 2023 ongeveer gelijk bleef, nam het aantal per 100.000 inwoners en het aandeel ten opzichte van alle cliënten in de verslavingszorg af.
Hoeveel mensen worden behandeld in de verslavingszorg voor opioïdeproblematiek?
In 2023 werden bijna 8.000 mensen behandeld in de verslavingszorg voor opioïdeproblematiek
In 2023 werden volgens het LADIS 7.717 mensen behandeld in de verslavingszorg voor opioïdenproblematiek [1]. Dat is 12% van het totaal aantal mensen in behandeling in de verslavingszorg (incl. gedragsverslavingen en alcohol) en 24% van het totaal aantal mensen in behandeling voor drugsproblematiek in de verslavingszorg. Het gaat hierbij alleen om mensen bij wie de opioïdenproblematiek staat geregistreerd als de enige of de belangrijkste reden voor de behandeling. We noemen dit ook wel ‘primaire’ opioïdencliënten.
Niet alle verslavingszorg instellingen leveren gegevens aan het LADIS, het genoemde aantal is dus een onderschatting van het totaal aantal cliënten in de verslavingszorg voor cocaïneproblematiek. Volgens een ruwe schatting beslaat het LADIS 70% van de cliënten in behandeling voor verslavingsproblematiek [2].
Bij het grootste deel van de opioïdencliënten gaat het om heroïneproblematiek
Bij opioïdenproblematiek kan het om verschillende middelen gaan. Er kan sprake zijn van heroïne of methadon problematiek, maar bijvoorbeeld ook om het gebruik van zware pijnstillers.
De registratie van het specifieke middel wordt niet bij elke instelling op dezelfde manier gedaan, waardoor het lastig is hier precieze uitspraken over te doen. Wel lijkt het merendeel van de opioïdencliënten gebruikers van heroïne en/of methadon te zijn die een opiaatvervangende behandeling krijgen. In 2023 werd 3.045 keer (40%) heroïne geregistreerd als primaire problematiek, 1.108 keer (14%) werd methadon geregistreerd. Voor nog eens 1.420 cliënten (18%) stond geregistreerd dat zij deelnamen aan een methadonprogramma, zonder het primaire middel aan te geven. Niet alle instellingen hebben hun gegevens over methadonverstrekking aangeleverd en daarnaast vindt methadonverstrekking ook in toenemende mate plaats door apothekers [1]. Het daadwerkelijke aantal cliënten dat een opiaatvervangende behandeling ontvangt is waarschijnlijk ook veel hoger.
Door beperkingen in registratie precieze aantal cliënten met problematiek met pijnstillende opioïden onbekend
Naast heroïne of methadon bevat de groep opioïdencliënten ook mensen met problematiek rondom sterke opioïde pijnstillers, zoals oxycodon en fentanyl. Vanwege beperkingen in de registratie aan de bron is het niet mogelijk te rapporteren over hoeveel dit er precies zijn.
Bij de registratie van opioïde middelen wordt bij de instellingen nog veel gebruik gemaakt van verzamelcategorieën. Bij 665 (9% van het totaal aantal opioïdencliënten) ging het om niet gespecificeerde synthetische opioïden. Het gaat hier waarschijnlijk voornamelijk om stoornissen in gebruik van sterke pijnstillers zoals oxycodon en fentanyl. Maar om welke specifieke middelen het in deze groep gaat is niet bekend. Specifieke middelen zoals morfine (2%) of oxycodon (<1%) werden nog weinig geregistreerd. Daarnaast werd voor 16% van het totaal aantal opioïdencliënten het primaire middel geregistreerd als “overige opiaten” of “onbekende opiaten”. Ook hier is niet bekend om welke middelen het gaat, mogelijk gaat het hier ook om heroïne.
Ongeveer driekwart van de opioïdencliënten zijn mannen
In 2023 was het grootste deel van de cliënten in behandeling in de verslavingszorg voor opioïdenproblematiek man (78%), ongeveer één op de vier was vrouw (22%). Er is in deze cijfers geen onderscheid gemaakt tussen cliënten met heroïneproblematiek en cliënten met problematiek rondom een ander opioïde middel.
Cliënten met opioïdenproblematiek oudste groep binnen de verslavingszorg
In 2023 was de gemiddelde leeftijd van de cliënten in behandeling voor opioïdenproblematiek 51 jaar. Daarmee zijn de opioïdencliënten de oudste groep binnen de verslavingszorg. De meeste cliënten vielen in de leeftijdsgroepen 50-54 jaar en 55-59 jaar. Van alle cliënten in de verslavingszorg heeft de groep opioïdencliënten het hoogste aandeel cliënten boven de 55 (41%).
Bijna alle opioïdencliënten zijn al eens eerder behandeld in de verslavingszorg
In 2023 werd het grote merendeel van de opioïdencliënten (92%) al eens eerder behandeld in de verslavingszorg. Dit lijkt nogmaals te bevestigen dat het hier vooral gaat om een groep heroïne/methadon gebruikers die langdurig in zorg is. Slechts een klein deel (8%) meldde zich in 2023 voor het eerst bij de verslavingszorg.
Meer dan de helft van de opioïdencliënten heeft geen secundaire problematiek
In 2023 had 41% van de primaire opioïdencliënten nog andere verslavingsproblematiek. We noemen dit ook wel secundaire problematiek. Onder primaire opioïdencliënten is cocaïne de meest voorkomende secundaire problematiek (17% van alle primaire opioïdencliënten), gevolgd door een andere opioïde (9%) en alcohol (5%). Opioïden kunnen bij sommige personen zowel het primaire als secundaire probleem zijn, omdat het een verzamelcategorie is. Het kan bijvoorbeeld zowel om heroïne als methadon gaan.
Mogelijk hebben de opioïdencliënten in de verslavingszorg ook nog andere psychische problemen dan verslaving. Het LADIS verzamelt hier echter niet systematisch gegevens over.
Opioïden als secundaire problematiek vooral bij mensen met ook primaire opioïdenproblematiek
Problematiek met opioïden kan ook voorkomen als secundaire problematiek bij cliënten die voor andere verslavingsproblematiek in behandeling zijn. In totaal ging het in 2023 om 2.280 secundaire opioïdencliënten. Voor cliënten met opioïden als secundaire problematiek was het meest voorkomende primaire middel een andere opioïde (52%), daarna volgden cocaïne (20%) en alcohol (16%). Opioïden kunnen bij sommige personen zowel het primaire als secundaire probleem zijn, omdat meerdere middelen onder deze categorie vallen.
Is het aantal mensen dat wordt behandeld in de verslavingszorg voor opioïdenproblematiek veranderd?
Het aantal primaire opioïdencliënten per 100.000 inwoners is licht gedaald tussen 2018 en 2023
Tussen 2018 en 2023 is het aantal cliënten in behandeling voor primaire opioïdenproblematiek ongeveer gelijk gebleven, met 7.923 in 2018 en 7.717 cliënten in 2023. Het aantal primaire opioïdencliënten leek tussen 2019 en 2020 wat hoger, en daarna weer af te nemen. In de loop van de jaren zijn er steeds meer instellingen bijgekomen die gegevens aanleveren aan het LADIS. Als we alleen kijken naar de instellingen die gedurende de gehele periode tussen 2018 en 2023 gegevens hebben aangeleverd (de constante instellingen), dan blijft de trend ongeveer hetzelfde. Op de lange termijn is het aantal cliënten met opioïdenproblematiek wel sterk gedaald, in 2006 stonden er in het LADIS meer dan 13.000 cliënten met primaire opioïdenproblematiek geregistreerd.
Tussen 2018 en 2023 is de bevolking van Nederland gegroeid. Om hier rekening mee te houden is ook gekeken naar het aantal cliënten per 100.000 inwoners. Per 100.000 inwoners van 15 jaar en ouder leek het aantal primaire opioïdencliënten te dalen tussen 2018 (55) en 2023 (51). Voor deze berekeningen zijn de gegevens van de constante instellingen meegenomen.
Het aandeel opioïdencliënten in de verslavingszorg is gedaald in periode 2018-2023
Het aandeel cliënten met primaire opioïdenproblematiek onder alle cliënten in de verslavingszorg nam licht af van 13% naar 12%. Ook het aandeel opioïdencliënten ten opzichte van alle cliënten in behandeling in de verslavingszorg voor drugs nam af, van 27% naar 24%. Voor deze berekeningen zijn de gegevens van alle deelnemende instellingen meegenomen.
Het aantal secundaire opioïdencliënten nam in de periode 2018-2023 licht toe
Het aantal cliënten bij wie opioïdenproblematiek speelde als secundaire problematiek is in de periode 2018-2023 licht toegenomen, van 1.872 naar 2.280 cliënten. De stijging vond vooral plaats tussen 2018 en 2020, sindsdien is het aantal secundaire opioïdencliënten ongeveer stabiel gebleven. Ook wanneer er alleen gekeken wordt naar het constante aantal instellingen, ontstaat ongeveer hetzelfde beeld.
De stijging doet zich met name voor onder cliënten die ook opioïdenproblematiek als primaire problematiek hebben. Het is niet precies duidelijk wat hier de reden van is. Mogelijk gaat het om meer bij-gebruik van andere opioïden of betere registratie hiervan.
Aandeel oudere cliënten met opioïdenproblematiek toegenomen
Het aandeel oudere cliënten met opioïdenproblematiek is tussen 2018 en 2023 toegenomen. Dit wordt vooral zichtbaar in de oudste leeftijdsgroepen. Waar in 2018 nog 14% van de opioïdencliënten boven de 60 waren, was dat in 2023 opgelopen tot 22%. Ook de gemiddelde leeftijd nam toe van 49 naar 51. Het aandeel jonge opioïdencliënten (< 25 jaar) is tussen 2018 en 2023 ongeveer gelijk gebleven. Dit is een indicatie dat het hier gaat om dezelfde ouder wordende groep cliënten die langdurig in zorg is.
Ook op de langere termijn lijken opioïdencliënten steeds ouder te worden. In 2006 was de gemiddelde leeftijd nog 42 jaar.
Het aandeel mannen onder cliënten met primaire opioïdenproblematiek is tussen 2018 en 2023 licht gedaald van 80% naar 78%.
Hoe behandelt de verslavingszorg mensen met opioïdenproblematiek?
De verslavingszorg is onderdeel van de gezondheidszorg. De verslavingszorg helpt mensen die een stoornis hebben in drugs-, alcohol-, of medicatiegebruik, of een gokstoornis of een andere gedragsverslaving. De behandeling van stoornissen in het gebruik van opioïden is gebaseerd op de ‘Multidisciplinaire richtlijn opiaatverslaving’ [3].
Voor de behandeling van stoornissen in het gebruik van opioïden behoren behandelingen met opiaatvervangende middelen (zoals methadon en buprenorfine), aangevuld met Contingency Management tot de meest effectieve interventies. Daarnaast kunnen ook zelfhulpgroepen en informele zorg kunnen van belang zijn. Daarnaast is er bewijs dat heroïne op medisch voorschrift ingezet kan worden bij cliënten die onvoldoende profiteren van andere goed uitgevoerde behandelingen [3].
Aanvullende informatie
Bronnen
- 1.Wisselink DJ, Van der Slink JB, Kerssies JP. LADIS: Kerncijfers Verslavingszorg 2018 – 2023. 2024. p. 1–85.
- 2.Vektis.nl. Factsheet GGZ [Internet]. Gepubliceerd op: 30-05-2024. Available from: https://www.vektis.nl/intelligence/publicaties/factsheet-ggz-2024
- 3.Van den Brink W, Van de Glind G, Schippers G. Multidisciplinaire richtlijn opiaatverslaving. Utrecht: De Tijdstroom; 2013.
- 4.Van der Pol P, Liebregts N, De Graaf R, Korf DJ, Van den Brink W, Van Laar M. Facilitators and barriers in treatment seeking for cannabis dependence. Vol. 133, Drug and Alcohol Dependence. 2013. p. 776–80.
- 5.Tuithof M. Drinking Distilled: onset, course and treatment of alcohol use disorders in the general population. Amsterdam: Univeristeit van Amsterdam; 2015.
- 6.Zorgautoriteit N. Informatiekaart Wachttijden en aantal wachtplekken ggz 2023 – februari 2024 [Internet]. 2024. Available from: https://puc.overheid.nl/nza/doc/PUC_760147_22/
Hoe te verwijzen
Nationale Drug Monitor, editie 2025. . . Geraadpleegd op: . Trimbos-instituut, Utrecht & WODC, Den Haag.