Gegevensbronnen
Chronische problematiek gerelateerd aan slaap- en kalmeringsmiddelen wordt onder andere gezien en behandeld in de verslavingszorg en in de algemene ziekenhuizen. De Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg (LBZ) bevat een schatting van het aantal klinische opnames met middelengebruik als hoofd- of nevendiagnose. Zie bijlage B5 voor de meest recente gegevens. Het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) rapporteerde tot en met 2015 over de hulpvraag in de verslavingszorg.
De meest recente cijfers van het LADIS zijn afkomstig uit het registratiejaar 2015 en de meest recente cijfers over de opnames in de algemene ziekenhuizen zijn afkomstig uit registratiejaar 2018. Van belang is dat de situatie in 2020 door de coronacrisis mogelijk is veranderd. Door de stress en de psychologische last van de coronacrisis kan een deel van de gebruikers meer zijn gaan gebruiken, met mogelijke gevolgen voor de hulpvraag op lange termijn. De impact van de coronamaatregelen is nog moeilijk in te schatten.
10.6.1 Verslavingszorg
Aantal cliënten in de verslavingszorg
De verslavingszorg is het onderdeel van de gezondheidszorg dat hulp biedt aan mensen die verslaafd zijn geraakt aan drugs, alcohol, medicijnen, gokken, of andere gedragsverslavingen. Verslavingszorginstellingen leverden tot en met 2015 gepseudonimiseerde gegevens over de hulpverlening aan via het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) [1].
Let op: Tussen 2015 en 2022 zijn er geen nieuwe gegevens beschikbaar gekomen uit het LADIS (zie bijlage B6: LADIS), omdat deze niet meer verzameld konden worden in verband met een aanscherping van de privacywet. Per 1 juli 2022 is de aanvullende wettelijke grondslag (een wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)) geregeld voor het aanleveren van gegevens, waarna de gegevensverzameling van het LADIS weer gestart kon worden. De ‘pauze’ heeft echter gezorgd voor een onderregistratie, waardoor de gegevens niet volledig zijn. De Tussenrapportage Kerncijfers Verslavingszorg 2016-2021 geeft een voorlopig beeld van trends in de aard en omvang van de zorgvraag binnen de verslavingszorg. In het najaar van 2023 wordt een gedetailleerdere versie van deze rapportage verwacht, aangevuld met de gegevens van 2022. Deze gegevens worden daarom later dit jaar verwerkt in de Nationale Drug Monitor.
- Het aantal cliënten dat ingeschreven stond wegens een primair probleem met benzodiazepinen, barbituraten, of overige psychofarmaca steeg tot 2010 en is daarna gestabiliseerd (zie onderstaand figuur). Het ging hier voornamelijk om benzodiazepinen. Het aantal cliënten met een primair probleem met benzodiazepinen steeg met 52% van 425 cliënten in 2006 naar 645 cliënten in 2010. Het aantal cliënten met een primair probleem met de psychofarmaca samengenomen steeg in deze periode van 491 naar 696 cliënten.
- Per 100.000 inwoners van 15 jaar en ouder lag het aantal primaire cliënten zowel in 2006 als in 2015 op 4 cliënten. Het aandeel van deze primaire cliënten in het totaal aantal primaire drugscliënten bleef met 2% laag in deze periode.
- Het aantal cliënten van de verslavingszorg dat benzodiazepinen, barbituraten, of overige psychofarmaca als secundair probleem noemde, was tot 2009 vele malen groter, maar daalde sindsdien opvallend scherp (zie onderstaand figuur). Tussen 2009 en 2015 daalde het aantal secundaire cliënten met 57%.
- Voor deze groep van secundaire cliënten was in 2015 het primaire probleem alcohol (58%), heroïne (16%), cocaïne of crack (6%), cannabis (6%), of methadon (4%). Het aantal primaire en secundaire cliënten samengenomen daalde met 33% van 2.066 cliënten in 2006 naar 1.384 cliënten in 2015.
Figuur 10.6.1 Aantal cliënten bij de verslavingszorg met primaire of secundaire problematiek voor benzodiazepinen, barbituraten, of overige psychofarmacaI, vanaf 2006
Aanvullende informatie
Bronnen
- 1.Wisselink DJ, Kuijpers WGT, Mol A. Kerncijfers Verslavingszorg 2015. Houten: Stichting Informatievoorziening Zorg; 2016.
Hoe te verwijzen
Nationale Drug Monitor, editie 2024. . . Geraadpleegd op: . Trimbos-instituut, Utrecht & WODC, Den Haag.